In Afrika is de leeuw het grootste roofdier, na de tijger de grootste onder
de katachtigen; schouderhoogte 75-112 cm, lichaamslengte tot 2 m, staart tot
iets meer dan 1 m, gewicht tot 200 kg (mannetjes zijn groter en zwaarder dan
vrouwtjes). De kortharige pels is geelbruin; manen en staartkwast zijn veel
donkerder. In de staartkwast zit een merkwaardige hoornachtige stekel verborgen,
waarvan de functie onbekend is. De grootte van de dieren varieert over het
enorme verspreidingsgebied, dat zich oorspronkelijk uitstrekte over geheel
Afrika (met uitzondering van de woudzone en de meest extreme woestijnen),
Zuidoost-Europa (o.a. Griekenland, alwaar de soort nog in de 4de eeuw voorkwam)
en Zuidwest-Azië (o.a. vermeld in het Oude Testament, zie bijbel) tot in
Noord-India. Tegenwoordig is dat ingekrompen tot het Girwoud in Noordwest-India
en Afrika bezuiden de Sahara; in Afrika is de verspreiding nu nogal verbrokkeld
geworden en vrijwel beperkt tot reservaten - een dergelijk groot roofdier kan
daarbuiten eigenlijk niet geduld worden. In het zuiden (Kaapse leeuw) en noorden
(Barbarijse leeuw) van Afrika is de soort uitgeroeid; in bepaalde
dierentuinexemplaren zit nog veel bloed van Barbarijse leeuwen.
Als sociaal roofdier dat weinig eisen stelt, behoorde de leeuw tot de
vroegste bewoners van dierentuinen. De voortplanting gelukte en echte
'leeuwenfabrieken' ontstonden o.a. in Leipzig en Dublin. In de beginfase van de
safariparken ontstond grote vraag naar leeuwen, die echter spoedig terugliep
toen ook daar de voortplanting massaal op gang kwam. De draagtijd beloopt
100-120 dagen; de 2-3 jongen (vaak ook één of meer dan drie, tot negen toe)
komen klein, blind en hulpeloos ter wereld. De grote jongen moeten een lange
leertijd doormaken voordat zij zelfstandig prooi kunnen vangen. De jongen dragen
aanvankelijk een gevlekt jeugdkleed, dat na een klein jaar verdwenen is; bij de
mannetjes komen de manen pas met ca. 11 jaar door; de dieren bereiken pas met
3-4 jaar geslachtsrijpheid. Maximale levensduur tot 15 jaar, in dierentuinen tot
30 jaar. Leeuwen leven in een soort familieverbanden van een aantal vrouwtjes
met hun jongen, waarbij één of enkele volwassen mannetjes; troepen van 30
individuen of meer zijn geen zeldzaamheid; overigens is het troepverband niet
erg hecht. Leeuwen leven van grote prooidieren als buffels, antilopen en
zebra's; bij uitzondering worden grotere dieren als giraffen, neushoorns, enz.
geslagen en heel vaak wordt ook genoegen genomen met kleinere prooi, tot
sprinkhanen toe. De jacht wordt vaak ook sociaal uitgeoefend; de prooi wordt
beslopen en vanuit een hinderlaag besprongen; een ontsnappend prooidier wordt
nauwelijks achtervolgd. Ook aas wordt niet versmaad en pas door andere
roofdieren geslagen prooi wordt wel in beslag genomen. De leeuw beschikt over
tal van geluiden. Het ver hoorbare gebrul heeft territoriale betekenis; de
dieren kunnen ook spinnen.
In het oude Egypte werd de leeuw om zijn kracht als een heilig dier
beschouwd en als god vereerd. De godinnen Sechmet van Memphis en Pachet van
Speos Artemidos waren leeuwinnen; Sjoe en Tefnet bijv., de kinderen van de
zonnegod Atoem van Heliopolis, werden voorgesteld als een leeuw. Ook de zonnegod
zelf werd als leeuw opgevat. De leeuw speelt een rol in de koningssymboliek. Als
leeuw met mensenhoofd vertreedt de koning zijn vijanden. Feitelijk gaat het hier
om de sfinx. Leeuwen aan de troon verlenen de koning bescherming en weren de
vijanden af. Sfinxen, leeuwen met mensenhoofd, beveiligden de ingang van tempels
en waren wachters over necropolen. De poten van het bed waarop de mummie rust,
hebben de vorm van een leeuw, om boze machten van de dode af te weren.
Ook in de christelijke middeleeuwen werd de leeuw als symbool van kracht gezien en werd aldus het symbool van Christus, de leeuw van Juda (Gen. 49:8-12; Openb. 5:5). Zijn beeld werd bij de ingang van kerken en onder preekstoelen en kansels geplaatst. In de late middeleeuwen werd hij het symbool van God, die Christus opwekt, want volgens het verhaal uit de Physiologus zou de leeuw drie dagen na de geboorte van de welpen, die schijndood ter wereld kwamen, hen tot leven hebben gebruld. De leeuw is voorts het attribuut van de evangelist Marcus. Hij kan ook het symbool zijn van de hovaardij (Dante) en van de duivel, die door Christus met voeten wordt getreden.